Volvo 50-serie (1936-1945)
De personenauto’s van Volvo in de tweede helft van de jaren dertig waren de typen 51-56. Deze modellen waren de eerste ‘kleinere’ Volvo’s die in aanzienlijke aantallen zijn geproduceerd. Alle auto’s van deze modelserie hadden min of meer dezelfde carrosserie en waren voor het eerst volledig van staal, inclusief het dak. De verschillen zaten in bepaalde uiterlijke details en de uitrustingsniveaus. Veel exemplaren werden tijdens de Tweede Wereldoorlog door het leger ingezet, voorzien van een gasinstallatie. Daardoor daalde het vermogen echter tot hooguit slechts 37 kW (50 pk).
In 1936-7, introduceerde Volvo de PV51 (standaard) en de PV52 (de luxe). De modellen PV53-PV56 kregen een nieuw vormgegeven neus met een andere motorkap en een V-vormige grille. De PV53 en PV54 waren de standaardversies en de PV55 en PV56 waren de luxe uitvoeringen, die ook waren voorzien van neerklapbare voorstoelen. De puntige neus werd overgenomen door de opvolger van de 50-serie: de PV60. Volvo verkocht de PV51 en de PV57 ook als kaal chassis waarop de klant een carrosserie naar eigen wensen kon laten bouwen.
SPECIFICATIES
Model: PV51-PV57
Varianten: PV51 (standaard), PV51 kaal chassis, PV52 (Luxe), PV53 (standaard met zichtbare persing voor reservewiel), PV54 (standaard met bolle bagageklep), PV55 (Luxe met zichtbare persing voor reservewiel), PV56 (Luxe met bolle bagageklep), PV57 kaal chassis
Productieaantal: 6.905
Carrosserie: sedan
Motor: zescilinder in lijn, zijkleppen; 3.670 cm3; boring x slag 84,14 x 110 mm; 63 kW (86 pk) bij 3.400 t.p.m.
Transmissie: drieversnellingsbak met versnellingshendel op de vloer; overdrive en freewheel optioneel
Remmen: hydraulisch op alle wielen
Afmetingen: wielbasis 2.880 mm